Liturgie Goede Vrijdag
Inleiding.
We zingen lied 62:1.
Gebed.
We lezen als 4e bijbelgedeelte Luk. 22:47-53.
47 Terwijl Hij nog sprak, kwam er opeens een horde mensen aan. Voorop liep de man, die Judas heette, een van de 12; hij ging naar Jezus toe om Hem te kussen. 48 Maar Jezus zei tegen hem ‘Judas, lever je de Mensenzoon met een kus uit?’ 49 Toen degenen, die bij Hem stonden, zagen, wat er gebeuren ging, vroegen ze ‘Heer, zullen we met het zwaard erop los slaan?’ 50 En een van hen sloeg op de dienaar van de hogepriester in, en sloeg hem zijn rechteroor af. 51 Maar Jezus zei ‘Hou daarmee op. Zo is het genoeg!’ Hij raakte het oor aan, en genas de man. 52 Tegen de hogepriesters, de tempelwachters en de oudsten van het volk, die op Hem afgekomen waren, zei Hij ‘Als tegen een Misdadiger bent u met zwaarden en knuppels uitgetrokken!? 53 Dagelijks was Ik bij u in de tempel, en toen hebt u geen vinger naar Me uitgestoken, maar dit is uw uur, het uur van de macht van de duisternis.’
We zingen gezang 187:1.
Daar gaat een Lam, en draagt de schuld
der wereld met Zich mede.
Het boet in eindeloos geduld,
voor al, wat wij misdeden.
Daar gaat Het, en Het wordt zo moe,
stil gaat Het naar de slachtbank toe:
‘t vindt nergens meer een weide.
Smaad neemt Het op zich, hoon en spot,
wonden en doodsangst zijn Zijn lot,
en zegt: ‘Dit wil Ik lijden’.
We lezen als 5e bijbelgedeelte Luk. 22:54-62.
54 Ze grepen Hem vast, en voerden Hem weg, en brachten Hem naar het huis van de hogepriester. Petrus volgde hen op een afstand. 55 Ze staken midden op de binnenplaats een vuur aan, en gingen eromheen zitten; Petrus voegde zich bij hen. 56 Een dienstmeisje zag hem bij het vuur zitten, keek hem strak aan, en zei ‘Die man hoorde ook erbij!’ 57 Maar hij ontkende het ‘Ik ken Hem niet eens!’ 58 Even later bemerkte een ander hem op, en zei ‘Jij bent ook een van hen!’ Maar Petrus zei ‘Welnee man, helemaal niet’. 59 Maar ongeveer een uur later zei nog iemand met grote stelligheid ‘Jazeker, die man was ook in Zijn gezelschap, hij komt immers ook uit Galilea’. 60 Maar Petrus zei ‘Ik weet niet, waarover je het hebt’. En op datzelfde moment, terwijl hij nog sprak, kraaide er een haan. 61 De Heer draaide zich om, en keek Petrus aan, en toen herinnerde Petrus zich de woorden van de Heer ‘Nog voor er vannacht een haan gekraaid heeft, zul je Mij 3x verloochenen’. 62 Hij ging naar buiten, en huilde bitter.
We zingen lied 797:1.3.
We lezen als 6e bijbelgedeelte Luk. 22:63-72
63 De mannen, die Jezus gevangenhielden, dreven de spot met Hem, en geselden Hem. 64 Ze blinddoekten Hem, en zeiden ‘Profeteer nu maar: wie is het, die Je geslagen heeft?’ 65 En ze zeiden nog tal van andere lasterlijke dingen tegen Hem.
66 Toen het dag werd, kwam de raad van oudsten van het volk bijeen – hogepriesters zowel als schriftgeleerden – en ze leidden Hem in hun raadszitting voor. 67 Ze zeiden ‘Als U de Messias bent, zeg het dan aan ons’. Maar Jezus antwoordde ‘Als Ik het aan u zeg, gelooft u Mij toch niet. 68 En als Ik een vraag stel, antwoordt u toch niet. 69 Maar vanaf nu zal de Mensenzoon aan de rechterhand van de Almachtige gezeten zijn.’ 70 Toen zeiden allen ‘U bent dus de Zoon van God?’ Hij antwoordde ‘U zegt, dat Ik Het ben’. 71 Ze zeiden ‘Waarvoor hebben we nog getuigenverklaringen nodig!? We hebben het immers zelf uit Zijn eigen mond gehoord!’
We zingen lied 556:1,3.
We lezen als 7e bijbelgedeelte Luk. 23:1-7
1 Ze stonden allen op, en leidden Hem aan Pilatus voor. 2 Daar brachten ze de volgende beschuldigingen tegen Hem in: ‘We hebben vastgesteld, dat deze Man ons volk van het rechte pad afbrengt, en de mensen ervan weerhoudt om belastingen aan de keizer te betalen, en dat Hij van Zichzelf zegt de messiaanse Koning te zijn’. 3 Pilatus vroeg hem ‘Bent U de Koning van de Joden?’ Jezus antwoordde ‘U zegt het’. 4 Daarop zei Pilatus tegen de hogepriesters en de samengeschoolde menigte ‘Ik vind niets, waaraan deze Man schuldig is’. 5 Maar ze bleven hardnekkig beweren ‘In heel Judea ruit Hij met Zijn onderricht het volk op, van Galilea tot hier!’ 6 Toen Pilatus dit hoorde, vroeg hij aan Jezus, of Hij uit Galilea kwam, 7 en toen hij besefte, dat Hij onder Herodes’ gezag viel, stuurde hij Hem naar Herodes, die op dat moment in Jeruzalem verbleef.
We zingen lied 2:1,4.
We lezen als 8e bijbelgedeelte Luk. 23:8-12
8 Herodes was bijzonder blij, toen hij Jezus zag, want hij wilde Hem al heel lang ontmoeten, omdat hij veel over Hem gehoord had. Bovendien hoopte hij Hem een wonder te zien doen. 9 Hij ondervroeg Hem uitvoerig, maar Jezus antwoordde hem niet één keer. 10 De hogepriesters en de schriftgeleerden, die erbij stonden, brachten zware beschuldigingen tegen Hem in. 11 Hierop begonnen Herodes en zijn soldaten Jezus te honen, en ze dreven de spot met Hem door Hem een pronkgewaad om te hangen. Zó stuurde hij Hem naar Pilatus terug. 12 Op die dag werden Herodes en Pilatus vrienden, terwijl ze altijd elkaars vijanden geweest waren.
We zingen gezang 160:2.
Geen ander teken ons gegeven,
geen licht in onze duisternis,
dan deze Mens om mee te leven,
een God, Die onze Broeder is.
Zing voor uw God, Hij openbaarde
in Jezus Zijn menslievendheid.
Zo wordt de wereld nieuwe aarde,
en alle vlees aanschouwt het heil.
We lezen als 9e bijbelgedeelte Luk. 23:13-25
13 Pilatus riep de hogepriesters, de leiders en het volk bij zich, 14 en zei tegen hen ‘U hebt die Man voor mij gebracht als Iemand, Die het volk van het rechte pad afbrengt, maar u weet, dat ik Hem, toen ik Hem in uw bijzijn verhoorde, aan geen van de zaken, waarvan u Hem beticht, schuldig bevonden heb. 15 En Herodes evenmin, hij heeft Hem immers naar ons teruggestuurd. Hij heeft niets gedaan, waarop de doodstraf staat. 16 Dus zal ik Hem vrijlaten, nadat ik Hem heb laten geselen.’ Hij was verplicht om op elk Paschafeest één gevangene vrij te laten. 18 Maar ze begonnen met zijn allen luidkeels te schreeuwen ‘Weg met Hem! Laat Barabbas vrij!’ 19 Deze laatste was gevangengezet wegens een oproer, dat in de stad plaatsgevonden had, en tevens wegens moord. 20 Pilatus praatte opnieuw op hen in, omdat hij Jezus vrijlaten wilde. 21 Maar ze schreeuwden het uit ‘Kruisig Hem, kruisig Hem!’ 22 Voor de 3e maal zei hij tegen hen ‘Maar wat voor kwaad heeft die Man dan gedaan? Ik heb niets gevonden, waarvoor Hij de doodstraf verdient. Dus zal ik Hem vrijlaten, nadat ik Hem heb laten geselen.’ 23 Maar ze bleven luidkeels eisen, dat Hij gekruisigd zou worden, en met hun geschreeuw wonnen ze uiteindelijk het pleit: 24 Pilatus besloot hun eis in te willigen. 25 Hij liet de man gaan, die wegens oproer en moord gevangen gezet was, en om wiens vrijlating ze gevraagd hadden, en leverde vervolgens Jezus aan hun willekeur uit.
We zingen lied 415 uit de evangelische liedbundel.
Is dat, is dat mijn Koning,
Dat aller vaad’ren wens?
Is dat, is dat Zijn kroning?
Zie, zie, aanschouw de Mens!
Moet Hij dat spotkleed dragen,
dat riet, die doornenkroon?
Lijdt Hij die smaad, die slagen,
Hij, God, Uw eigen Zoon?
Ja, ik kost Hem die slagen,
die smarten en die hoon!
Ik doe dat kleed Hem dragen,
dat riet, die doornenkroon!
Ik sloeg Hem al die wonden:
voor mij moet Hij daar staan.
Ik deed door mijne zonden
Hem al dat jamm’ren aan.
We lezen als 10e bijbelgedeelte Luk. 23:26-32
26 Toen Jezus weggeleid werd, hielden de soldaten een zekere Simon van Cyrene aan, die net de stad binnenkwam. Ze legden het kruis op zijn rug, en lieten het hem achter Jezus aan dragen. 27 Een grote volksmenigte volgde Jezus, evenals enkele vrouwen, die zich op de borst sloegen, en over Hem weeklaagden. 28 Jezus echter keerde Zich naar hen om, en zei ‘Dochters van Jeruzalem, huil niet om Mij. Huil liever om jezelf en je kinderen, 29 want weet, dat de tijd aanbreken zal, dat men zeggen zal “Gelukkig, wie onvruchtbaar is, gelukkig de moederschoot, die niet gebaard heeft, en de borst, die geen kind gezoogd heeft”. 30 Dan zullen de mensen tegen de bergen zeggen “Val op ons neer!” en tegen de heuvels “Bedek ons!” 31 Want als dit met het jonge hout gebeurt, wat zal het verdorde hout dan niet te wachten staan?’ 32 Samen met Jezus werden nog 2 anderen, beiden misdadigers, weggeleid om terechtgesteld te worden.
We zingen lied 51:1,2.
We lezen als 11e bijbelgedeelte Luk. 23:33-43
33 Aangekomen bij de plek, die de Schedelplaats heet, werd Hij gekruisigd, samen met de 2 misdadigers, de een rechts van Hem, de ander links. 34 Jezus zei ‘Vader, vergeef het hun, want ze weten niet, wat ze doen’. De soldaten verdeelden Zijn kleren onder elkaar door erom te dobbelen. 35 Het volk stond toe te kijken. De leiders hoonden Hem, en zeiden ‘Anderen heeft Hij gered; laat Hij nu Zichzelf redden, als Hij de Messias van God is, Zijn Uitverkorene!’ 36 Ook de soldaten dreven de spot met Hem. Ze gingen voor Hem staan, en boden aan Hem zure wijn aan, 37 terwijl ze zeiden ‘Als je de Koning van de Joden bent, red Jezelf dan!’ 38 Boven Hem was een opschrift aangebracht ‘Dit is de Koning van de Joden’. 39 Een van de gekruisigde misdadigers zei spottend tegen Hem ‘Jij bent de Messias toch? Red Jezelf dan, en meteen ons erbij!’ 40 Maar de ander wees hem terecht met de woorden ‘Heb jij dan zelfs voor God geen ontzag, nu je dezelfde straf ondergaat? 41 Wij hebben onze straf verdiend, en worden naar onze daden beloond. Maar die Man heeft niets onwettigs gedaan.’ 42 En hij zei ‘Jezus, denk aan mij, wanneer U in Uw Koninkrijk komt’. 43 Jezus antwoordde ‘Ik verzeker je: nog vandaag zul Je met Mij in het paradijs zijn.’
We zingen gezang 189.
Mijn Verlosser hangt aan ‘t kruis,
hangt ten spot van snode smaders.
Zoon des Vaders:
waar is toch Uw Almacht thans,
waar Uw goddelijke Glans?
Mijn Verlosser hangt aan ‘t kruis,
en Hij hangt er mijnentwege,
mij ten zegen.
Van de vloek maakt Hij mij vrij,
en Zijn sterven zaligt mij.
Mijn Verlosser hangt aan ‘t kruis.
Zou ik dan in droeve dagen
troost’loos klagen?
Als ik naar Zijn kruis mij richt,
valt mijn eigen last mij licht.
Mijn Verlosser hangt aan ‘t kruis!
‘k Heb mij, Heer, voor dood en leven
U gegeven.
Laat mij dan in vreugd’ en pijn
met U in gemeenschap zijn!
We lezen als 12e bijbelgedeelte Luk. 23:34-49
44/5 Rond het middaguur werd het in het gehele land donker, omdat de zon verduisterde. De duisternis hield 3 uur aan. Toen scheurde het voorhangsel van de tempel doormidden. 46 En Jezus riep met luide stem ‘Vader, in Uw handen leg Ik Mijn Geest’. Toen Hij dat gezegd had, blies Hij de laatste adem uit. 47 De centurio zag, wat er gebeurd was, en loofde God met de woorden ‘Werkelijk, deze Mens was een Rechtvaardige!’ 48 De mensen, die voor het schouwspel samengekomen waren, en de gebeurtenissen gadegeslagen hadden, keerden naar huis terug, terwijl ze zich op de borst sloegen. 49 Alle mensen, die Jezus gekend hadden, waren op een afstand blijven staan, alsook de vrouwen, die Hem vanuit Galilea gevolgd waren, en alles hadden zien gebeuren.
We zingen lied 575:1,3,6.
We lezen als 13e bijbelgedeelte Luk. 23:50-56a
50/1 Er was ook een man, die Jozef heette, en uit de Joodse stad Arimathea afkomstig was. Hij was een raadsheer, een goed en rechtvaardig mens, die de komst van het Koninkrijk van God verwachtte, en niet met het besluit en de handelwijze van de raad ingestemd had. 52 Hij ging naar Pilatus, en vroeg aan hem om het Lichaam van Jezus. 53 Nadat hij het Lichaam van het kruis gehaald had, wikkelde hij Het in linnen doeken, en legde Het in een rotsgraf, dat nog nooit gebruikt was. 54 Het was de voorbereidingsdag, de sabbat was bijna aangebroken. 55 De vrouwen, die met Jezus uit Galilea meegereisd waren, volgden Jozef naar het graf om het te bekijken en om te zien, hoe Jezus’ Lichaam er neergelegd werd. 56 Daarna gingen ze naar huis, en bereidden ze geurige olie en balsem. Op de sabbat namen ze de voorgeschreven rust in acht.
We zingen lied 590:1,2.
Korte overdenking.
We zingen psalm 68:10.
Geloofd zij God met diepst ontzag!
Hij overlaadt ons dag aan dag
met Zijne gunstbewijzen.
Die God is onze zaligheid:
wie zou die hoogste Majesteit
dan niet met eerbied prijzen?
Die God is ons een God van heil,
Hij schenkt uit goedheid zonder peil
ons ‘t eeuwig, zalig leven.
Hij kan en wil en zal in nood,
zelfs bij het naad’ren van de dood,
volkomen uitkomst geven.
Gebed.
We zingen lied 886. (alleen het nederlandstalige vers)
We verlaten in stilte de kerkzaal.