Liturgie Stille Zaterdag
Inleiding.
We zingen als aanvangslied psalm 42:1,2,3,5.
‘t Hijgend hert, der jacht ontkomen,
schreeuwt niet sterker naar ‘t genot
van de frisse waterstromen,
dan mijn ziel verlangt naar God!
Ja, mijn ziel dorst naar de Heer:
God des levens, ach, wanneer
zal ik naad’ren voor Uw ogen,
in Uw huis Uw naam verhogen?
‘k Heb mijn tranen onder ‘t klagen
tot mijn spijze dag en nacht.
Daar mij spotters durven vragen:
‘Waar is God, Die gij verwacht?’
Mijn benauwde ziel versmelt,
als zij zich voor ogen stelt,
hoe ik onder stem en snaren
feest hield met Gods blijde scharen.
O, mijn ziel, wat buigt g’u neder,
waartoe zijt g’in mij ontrust?
Voed het oud vertrouwen weder,
zoek in ‘s Heren lof uw lust!
Want Gods goedheid zal uw druk
eens verwiss’len in geluk.
Hoop op God, sla ‘t oog naar boven,
want ik zal Zijn naam nog loven.
Maar de Heer zal uitkomst geven,
Hij, Die ’s daags Zijn gunst gebiedt.
‘k Zal in dit vertrouwen leven,
en dat melden in mijn lied.
‘k Zal Zijn lof zelfs in de nacht
zingen, daar ik Hem verwacht,
en mijn hart, wat mij moog’ treffen,
tot de God mijns levens heffen.
Gebed.
We lezen als 14e bijbelgedeelte Matth. 27:62-66.
62 De volgende dag, dus na de voorbereidingsdag, gingen de hogepriesters en de farizeeën samen naar Pilatus toe. 63 Ze zeiden tegen hem ‘Heer, het schoot ons te binnen, dat die Bedrieger, toen Hij nog leefde, gezegd heeft “Na 3 dagen zal Ik uit de dood opstaan”. 64 Geeft u alstublieft bevel om het graf tot de 3e dag te bewaken, anders komen Zijn leerlingen Hem stiekem weghalen, en dan zullen ze tegen het volk zeggen “Hij is uit de dood opgestaan”, en die laatste leugen zal nog erger dan de eerste zijn.’ 65 Pilatus antwoordde dus ‘U kunt bewaking krijgen. Ga nu, en regel het zo goed, als u kunt.’ 66 Ze gingen erheen, en beveiligden het graf door het te verzegelen, en bewakers ervoor te zetten.
We zingen: lied 441:1,4,7.
Prediking.
Stiltemoment.
We zingen lied 139:1,2,3.
Gebed.
We zingen als slotlied lied 247:1,2,3.
We verlaten in stilte de kerkzaal.